Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI0990

Datum uitspraak2009-04-10
Datum gepubliceerd2009-04-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers24-000384-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is ter zake van overtreding van artikel 7, eerste lid, onder a van de Wegenverkeerswet 1994 vrijgesproken, nu naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat door een ongeval waarbij hij betrokken is geweest aan een andere verkeersdeelnemer letsel en/of schade was toegebracht.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000384-08 Parketnummer eerste aanleg: 07-480708-07 Arrest van 10 april 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 februari 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1968] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Durdu, advocaat te Rotterdam. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het hem ten laste gelegde. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 2 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat 1] en/of de [straat 2], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht. Vrijspraak Verdachte wordt - zakelijk weergegeven - verweten dat hij na betrokkenheid bij een verkeersongeval, waarbij naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden letsel en/of schade aan een ander het gevolg is geweest, is door- of weggereden. Verdachte heeft als rij-instructeur op 2 augustus 2007 te [plaats] een personenauto onder zijn onmiddellijk toezicht doen besturen. Toen de feitelijke bestuurder van de lesauto op de kruising van de [straat 1] en De [straat 2] naar rechts wilde afslaan, heeft de leerling hierbij een rechts op de parallel weg rijdende bestuurder van een snorfiets over het hoofd gezien. Op dat moment heeft verdachte ingegrepen en de auto (nagenoeg) tot stilstand gebracht. Nadat de bestuurder van de snorfiets de lesauto had ontweken, heeft zij in eerste instantie haar weg kunnen vervolgen. Enkele meters verder is zij echter, ten gevolge van de eerdere uitwijkmanoeuvre, ten val gekomen, waarbij bij haar letsel en schade is ontstaan. Verdachte en zijn leerling hebben hun weg vervolgd. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting van het hof is gebleken dat zowel verdachte als de leerling nimmer hebben gezien dat de bestuurder van de snorfiets is gevallen. Verdachte heeft verklaard slechts te hebben gezien dat de bestuurder van de snorfiets heeft moeten uitwijken voor de lesauto, maar zij heeft haar weg kunnen vervolgen. Verdachte heeft daarna vorenomschreven ingreep met zijn leerling besproken en zij zijn rustig verder gereden. Evenmin is gebleken dat verdachte na het ongeval heeft getracht zich snel uit de voeten te maken. Verdachte heeft zich met zijn leerling zelfs nog geruime tijd in de buurt van de plaats waar het voorval zich heeft voorgedaan, opgehouden. Voorts heeft verdachte aannemelijk gemaakt dat hij de alarmeringen van andere weggebruikers niet heeft begrepen als zijnde waarschuwingen. Nu verdachte een grote klandizie heeft opgebouwd als rijschoolhouder en zijn auto door een bord op het dak als zodanig te herkennen is, heeft hij het claxonneren opgevat als een groet in zijn richting. Gelet op het bovenstaande kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan de bestuurder van de snorfiets letsel en/of schade was toegebracht. Derhalve zal het hof verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij. Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.